Welke type ben jij?

 

Doe de test en kijk welk type het beste bij jou past.

Het is geheel vrijblijvend en je kunt de uitslag meteen bekijken.

Je hoeft geen gegevens achter te laten.

 

 

De test


1. Iemand is niet eerlijk. Hoe reageer je?

a) Je wordt boos, maar zegt niets.

b) Je zegt het meteen, eerlijkheid vind je heel belangrijk.

c) Ach een leugentje om bestwil mag best.

 

2. Je wilt salarisverhoging. Wat doe je?

a) Je wacht dat je baas er mee komt. Ooit ben jij aan de beurt.

b) Je wilt nu salarisverhoging en vraagt dit direct.

c) Je wacht op het moment dat je het durft te vragen.

 

3. Je komt voor de zoveelste keer te laat op je werk. Wat doe je?

a) Ik kom nooit te laat, eerder te vroeg.

b) Story of my life, ik heb nog wel een goede smoes.

c) Ze mogen blij zijn dat ik er ben.

 

4. Waar ga jij naartoe op vakantie?

a) Ik ben al maanden aan het plannen.

b) Ik ga jaarlijks naar dezelfde bestemming.

c) Ik ga met mijn vrienden mee, het maakt niet uit waar naartoe.

 

5. Welke zin omschrijft jou het beste?

a) Ik twijfel niet en ga op mijn doel af.

b) Ik zorg graag voor anderen en ben soms te lief.

c) Ik volg mijn gevoel en doe wat goed voelt.

 

6. Hoe druk heb jij het?

a) Druk? Ik heb nergens last van.

b) Veel te druk, ik heb tijd tekort.

c) Druk, maar ik maak tijd voor belangrijke dingen.

 

7. Hoe zie je het glas?

a) Halfvol

b) Halfleeg

c) Ik doe het in een kleiner glas, dan is het glas vol.

8. Je krijgt bij de kassa te veel geld terug. Wat doe je?

a) Het was een dure maand, dus dat is mooi meegenomen.

b) Je zegt het meteen, want anders klopt de kassa niet.

c) Je geeft het geld terug en legt de cassière uit hoe het moet.

 

9. Je krijgt een cadeautje wat je spuuglelijk vindt. Hoe reageer je?

a) Je lacht vriendelijk en bedankt. Het gaat om de intentie.

b) Je geeft het cadeautje bij de eerstvolgende verjaardag door.

c) Je bedankt en vraagt of je het mag ruilen.

 

10. Wat ontroert jou het meeste in de natuur?

a) Alles is de natuur is mooi.

b) Het eerste bloemetje wat opkomt in de lente.

c) Het kolossale gewei, de imponerende hals en de trotse houding van een hert.

 

11. Hoe ziet de perfecte dag er voor jou uit?

a) Lekker lang uitslapen en relaxen. 

b) Goed georganiseerd zodat er geen tijd verloren gaat.

c) Niets plannen, ik zie wel wat er komt.

 

12. Waarom zou jij binnenkort een feestje geven?

a) Elke dag is een feestje.

b) Ik hou helemaal niet van feestjes.

c) Feestje, wanneer kan jij?

 



Tel de cijfers van de antwoorden die je hebt gekozen bij elkaar op.

 

Vraag 1 : (a=3) (b=9) (c=6)

Vraag 2 : (a=3) (b=9) (c=6)

Vraag 3 : (a=3) (b=6) (c=9)

Vraag 4 : (a=9) (b=3) (c=6)

Vraag 5 : (a=9) (b=3) (c=6)

Vraag 6 : (a=9) (b=3) (c=6)

Vraag 7 : (a=6) (b=3) (c=9)

Vraag 8 : (a=6) (b=3) (c=9)

Vraag 9 : (a=3) (b=6) (c=9)

Vraag 10 : (a=3) (b=6) (c=9)

Vraag 11: (a=3) (b=9) (c=6)

Vraag 12 : (a=6) (b=3) (c=9)